Installaties op waterlichamen
In overeenstemming met artikel 22 van de Waterwet is voor de aanleg of ingrijpende wijziging van installaties in of op waterlichamen een vergunning vereist. De term "installaties" is zeer ruim gedefinieerd en is gebaseerd op artikel 2 (1) van de bouwvoorschriften van het NRW:
Constructieve installaties zijn installaties van bouwproducten die met de grond verbonden zijn. Er is ook sprake van een verbinding met de grond als de installatie door haar eigen zwaartekracht op de grond rust of een beperkte mobiliteit heeft op vaste sporen of als de installatie bedoeld is om overwegend in een vaste positie te worden gebruikt volgens het beoogde gebruik.
Dit omvat niet alleen grotere gebouwen zoals
- Bruggen
- Dammen (stuwen)
- Bodem valt
- duiker
- Lozings- en afzuigstructuren
- Toevoer- en afvoerleidingen (die waterlopen kruisen of begeleiden)
maar ook kleinere faciliteiten, zoals
- Trappen op de kust
- Oeverwanden, oeverversterkingen, oeverwallen
- Loopbruggen over een waterlichaam
- Dammen
- Omheiningen (bijv. hekken)
- Duikers
- Afvoersystemen
- Veebakken
- Gas- en waterleidingen
Omdat de planten vaak een verstorend effect hebben op waterlopen en het landschap, moet er een vergunning worden aangevraagd bij de lagere waterautoriteit van de stad Aken. In buitengebieden wordt de planning in de regel afgestemd met de lagere natuurbeschermingsinstantie.
Als installaties zonder toestemming worden geplaatst en er geen absolute noodzaak is om de installatie te onderhouden, zal de lagere waterbeheerder je vragen om de installaties te verwijderen, omdat deze een belemmering vormen voor de bijna-natuurlijke ontwikkeling van de waterloop.
Verantwoordelijke autoriteiten: